Complexe echtscheidingen: de gehuwde ondernemer

Heel wat Belgische ondernemers zijn gehuwd.

Bij echtscheiding stellen zij zich de volgende vragen:

  • wie krijgt de aandelen ?
  • hoeveel zijn deze waard ?
  • wat met de financiële reserves in de vennootschap ?

Scheiding van goederen versus gemeenschapsstelsels

Is de ondernemer gehuwd onder een stelsel van zuivere scheiding van goederen, dan stellen zich weinig problemen. Ofwel zijn de aandelen eigen aan één van de echtgenoten ofwel zijn de aandelen eigendom van beide echtgenoten (anders gezegd: onverdeeld).

Is de ondernemer gehuwd onder een gemeenschapsstelsel, dan liggen de zaken iets complexer.

U leest het hieronder.

Beroepsinkomsten moeten steeds toekomen aan de huwgemeenschap

Het is een veelgehoorde stelling in onze praktijk: “het is mijn onderneming dus het zijn mijn inkomsten”.

Deze stelling gaat niet op voor de ondernemer gehuwd onder een gemeenschapsstelsel.

In een gemeenschapsstelsel komen uw bezoldiging, beheersvergoedingen, tantièmes, dividenden, bonussen, premies etc. in principe toe aan de huwgemeenschap. Deze huwgemeenschap wordt bij echtscheiding in de meeste gevallen in twee gelijke delen verdeeld.

U leest het: in een gemeenschapsstelsel bestaat een grote mate aan financiële solidariteit.

Vindt u dit te verregaand ? Spreek er ons over. Er zijn tal van mogelijkheden: van de keuze voor een ander huwelijksvermogensstelsel tot het modelleren van een gemeenschapsstelsel.

Wat als ik mijn inkomen eerder beperkt houd omwille van fiscale optimalisatie, investeringen etc. ?

Dat beslist u als aandeelhouder (meestal) zelf.

Dit doet evenwel geen afbreuk aan de verplichting om uw beroepsinkomsten aan de huwgemeenschap te doen toekomen. Doet u dit niet dan kan dit u bij echtscheiding zuur opbreken.

Waarom ?

Wel, de wet verplicht de echtgenoot-aandeelhouder om aan het gemeenschappelijk vermogen een vergoeding te betalen indien samen voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. een echtgenoot heeft eigen aandelen
  2. in een vennootschap waarin hij een professionele activiteit uitvoert
  3. en waarin hij zijn arbeid onvoldoende heeft vergoed

Deze vergoeding = de netto-beroepsinkomsten die het gemeenschappelijk vermogen redelijkerwijze had kunnen ontvangen indien het beroep buiten vennootschapsverband was uitgeoefend.

Aldus kan de toepassing van deze wetsbepaling ertoe leiden dat de echtgenoot-aandeelhouder verplicht wordt om (uit diens eigen privévermogen) een vergoeding aan de huwgemeenschap te betalen bij echtscheiding.

In welk geval is er geen vergoeding ?

Indien een echtgenoot zijn professionele activiteit uitoefent binnen een vennootschap waarvan de aandelen, minstens hun vermogenswaarde, tot de huwgemeenschap behoren, dan stelt er zich geen probleem. Logisch: in dat geval delen beide echtgenoten in de waarde van de vennootschap.

Eigendomskwalificatie

Belangrijk is dus dat correct wordt bepaald of de aandelen enkel aan één echtgenoot toebehoren of de aandelen, minstens hun vermogenswaarde gemeenschappelijk is.

In een gemeenschapsstelsel zijn er drie opties: ofwel zijn de aandelen eigen, ofwel zijn zij gemeenschappelijk ofwel is de titel eigen maar de vermogenswaarde gemeenschappelijk.

Een voorbeeld

Oliver is kinesist en Juliette ambtenaar.

Zij zijn gehuwd zonder huwelijkscontract.

Oliver geeft aan te willen scheiden.

Oliver is de enige aandeelhouder van een vennootschap waarin hij zijn beroepsactiviteit uitoefent.

Om uit te maken of er bij scheiding dient afgerekend te worden over deze aandelen moet worden bepaald of de aandelen eigen zijn of de aandelen, minstens de vermogenswaarde ervan gemeenschappelijk is.

Situatie 1

Oliver richtte de vennootschap op voor het huwelijk –> de aandelen maken deel uit van zijn eigen vermogen.

Bij scheiding ?

De vennootschap komt aan Oliver toe. Juliette ontvangt daarvan niets.

Opgelet! Oliver betaalt mogelijks wel een vergoeding aan het gemeenschappelijk vermogen voor ‘gederfde beroepsinkomsten’ (zie verder).

Situatie 2

Oliver heeft de aandelen van de vennootschap geschonken gekregen (zijn ouders waren ook kinesisten maar zijn op pensioen) –> de aandelen maken deel uit van zijn eigen vermogen.

Bij scheiding ?

De vennootschap komt aan Oliver toe. Juliette ontvangt daarvan niets.

Opgelet! Oliver betaalt mogelijks wel een vergoeding aan het gemeenschappelijk vermogen voor ‘gederfde beroepsinkomsten’ (zie verder).

Situatie 3

Oliver heeft de aandelen van de vennootschap geërfd -> de aandelen maken deel uit van zijn eigen vermogen.

Bij scheiding ?

De vennootschap komt aan Oliver toe. Juliette ontvangt daarvan niets.

Opgelet! Oliver betaalt mogelijks wel een vergoeding aan het gemeenschappelijk vermogen voor gederfde beroepsinkomsten (zie verder).

Situatie 4

Oliver richtte de vennootschap op tijdens het huwelijk met eigen gelden (klassiek gaat het om voorhuwelijkse gelden, geschonken of  geërfde gelden, opbrengst van voorhuwelijkse, geschonken of geërfde goederen)–> de aandelen maken deel uit van zijn eigen vermogen;

Bij scheiding ?

De vennootschap komt aan Oliver toe. Juliette ontvangt daarvan niets.

Opgelet! Oliver betaalt mogelijks wel een vergoeding aan het gemeenschappelijk vermogen voor ‘gederfde beroepsinkomsten’ (zie verder).

TIP

Om alle discussie over het eigen karakter te vermijden, adviseren wij u in de vennootschapsakte zelf te noteren dat de vennootschap werd opgericht met eigen middelen, zodat de aandelen die in ruil daarvoor worden verkregen ook eigen zijn. Houd ook het rekeninguittreksel bij waaruit blijkt dat de ingebrachte gelden op rekening van de vennootschap werden gestort vanop een rekening die uitsluitend op naam van de echtgenoot-oprichter stond. Daarbij is het belangrijk dat die rekening enkel eigen gelden bevat, dus voorhuwelijkse gelden, of gelden die tijdens het huwelijk door schenking of erfenis, dan wel uit de verkoop van eigen goederen werden verkregen.

Doet u de storting vanop een rekening waarop arbeidsinkomen wordt geïnd, dan kan dit aanleiding geven tot discussies omtrent de aard van de gelden en de in ruil daarvoor verkregen aandelen, dan wel omtrent vergoedingen die bij de ontbinding van het huwelijk verschuldigd zijn aan de gemeenschap.

Situatie 5

Oliver richtte de vennootschap op tijdens het huwelijk met gemeenschappelijke gelden (klassiek gaat het om opgespaarde beroepsinkomsten) –> de aandelen, minstens de vermogenswaarde is gemeenschappelijk.

Bij scheiding ?

De aandelen, minstens de vermogenswaarde moet worden verdeeld.

Conclusie

U leest het: enkel in situatie 5 zijn de aandelen, minstens de vermogenswaarde gemeenschappelijk.

In de andere gevallen krijgt heeft Juliette geen recht op de aandelen/hun waarde.

Eigen vennootschap én beroepsinkomsten opgepot ?

Dat is perfect mogelijk. In vele gevallen is het zo dat de echtgenoot- aandeelhouder zelf kiest wat hij zichzelf uitkeert als bezoldiging (idem voor dividenden, tantièmes etc)en wat niet. Hetgeen wordt ‘opgespaard’ maakt deel uit van de waarde van de vennootschap en blijft op die manier na echtscheiding in het eigen vermogen van de echtgenoot-aandeelhouder zitten.

Om fiscale of andere redenen kan het verantwoord zijn dat slechts een beperkt inkomen wordt uitgekeerd door de vennootschap aan de echtgenoot-aandeelhouder.

Daarbij mag de echtgenoot-aandeelhouder het volgende evenwel niet uit het oog verliezen:

In gemeenschapsstelsels is de echtgenoot die zijn beroep uitoefent binnen een vennootschap waarvan de aandelen hem eigen zijn, aan het gemeenschappelijk vermogen een vergoeding verschuldigd voor de netto-beroepsinkomsten die het gemeenschappelijk vermogen niet ontving en redelijkerwijze had kunnen ontvangen indien het beroep buiten vennootschapsverband was uitgeoefend.

Niet zelden geeft deze wetsbepaling aanleiding tot discussie tussen de ex-echtgenoten.

De echtgenoot niet-aandeelhouder zal trachten aan te tonen dat de huwgemeenschap inkomsten gederfd heeft.

De echtgenoot-aandeelhouder zal zich trachten te verweren.

Wat o.i. vast staat is dat een vergoeding enkel aan de orde is indien de huwgemeenschap beroepsinkomsten misliep. Zonder verarming geen rechtzetting door middel van een vergoeding. Stel dat de aandelen eigen zijn aan Oliver dan zal Juliette moeten aantonen dat voldaan is aan de toepassingsvoorwaarden van de bepaling. Van Oliver zal verwacht worden dat hij bepaalde informatie meedeelt (zie het nieuwe bewijsrecht). hij heeft hij als geen ander immers zicht op de bezoldigingspolitiek binnen zijn eigen vennootschap.

De wetgever te slim af ?

7 stellingen van onze cliënten met eigen aandelen ontkracht

1.

“Ik ben geen vergoeding verschuldigd want ik ben geen hoofdaandeelhouder. Mijn boer heeft een participatie van 51% in het familiebedrijf”.

Deze stelling is verkeerd.

De wettelijke bepaling stelt nergens dat u eigenaar moet zijn van alle aandelen, evenmin van de meerderheid. Wel integendeel, het is perfect mogelijk dat u een vergoeding verschuldigd bent, zelfs al bent u minderheidsaandeelhouder.

Het is trouwens perfect mogelijk om in dezelfde vennootschap een pakket aandelen voor eigen rekening en een pakket aandelen voor rekening van de gemeenschap te bezitten. In dat geval kan de vergoeding waarvan sprake enkel betrekking hebben op het pakket eigen aandelen.

2.

“Zowel mijn vrouw als ik hebben eigen aandelen in dezelfde vennootschap waarin wij beiden beroepsactief zijn. Ieder behoudt deze aandelen en een vergoeding is uitgesloten.”

Deze stelling is deels verkeerd.

Indien vast staat dat beide echtgenoten een pakket eigen aandelen hebben, dan kan er toch nog sprake zijn van een vergoeding voor ‘gederfde beroepsinkomsten’. De hierboven geschetste oefening zal twee keer moeten gemaakt worden. Daarbij is het lang niet zeker dat er een gelijke uitkomst is. Beide echtgenoten kunnen perfect een andere beroepsuitoefening hebben binnen dezelfde vennootschap waarbij het ene beroep veel meer potentiële inkomsten buiten vennootschapsverband kan opbrengen dan het andere.

3.

“Wij zijn gehuwd lang voor deze wetsbepaling bestond, dus op ons is ze niet van toepassing.”

Deze stelling is verkeerd.

De wetsbepaling is van toepassing op alle koppels die vandaag gehuwd zijn onder een gemeenschapsstelsel. Het is o.i. niet van toepassing op inkomsten gederfd voor 01.09.2018. Uitgesloten is niet dat een gelijkaardige vergoeding wordt gevorderd op basis een andere wetsbepaling.

4.

“Mijn vennootschap is tijdens het huwelijk niet in waarde gestegen, dus deze wettelijke bepaling is niet op mij van toepassing.”

Deze stelling is verkeerd.

De wetgever koos er bewust niet voor om deze voorwaarde op te nemen. Ook wanneer er geen waardestijging is kan u dus geconfronteerd worden met de verplichting tot vergoeding.

5.

“Wij sloten deze vergoeding uit in ons huwelijkscontract”.

Een algemene uitsluiting is o.i. ongeldig. In een gemeenschapsstelsel is het rechtzetten van bepaalde vermogensverschuivingen zodanig essentieel dat u dit principe niet in algemene bewoordingen kan uitsluiten.

6.

“Ik ben geen vergoeding verschuldigd want in het huwelijkscontract is bepaald dat de opbrengsten van eigen aandelen eigen zijn.”

Ondanks het feit dat dergelijk beding geldig is, is deze stelling verkeerd.

Ook in geval van dergelijk beding is een vergoeding niet ipso facto uitgesloten. Wel zal er rekening worden gehouden met het feit dat bv. dividenden eigen zijn aan de echtgenoot-aandeelhouder bij de vergelijking van de potentiële en reële inkomsten.

7.

“Ik ben gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen dus ben geen alimentatie na echtscheiding verschuldigd”.

Deze stelling is verkeerd.

Voor het berekenen van alimentatie na echtscheiding zal de financiële draagkracht van de echtgenoten in rekening worden genomen, inclusief eventuele voordelen of kosten die via de vennootschap worden gefinancierd, en dit ongeacht onder welk stelsel de echtgenoot-aandeelhouders gehuwd was.

Wat moet u als gehuwde ondernemer regelen ?

Dit hangt af van uw concrete situatie en wensen. We lichten het u graag toe tijdens een vrijblijvende persoonlijke infosessie.

Auteur: Mevrouw Sofie Longerstay, jurist, zelfstandig adviseur familiaal vermogensrecht.